#belediging

11
jun
2019

In Nederland mag je in principe zeggen en schrijven wat je wil. In de grondwet staat namelijk dat wij vrijheid van meningsuiting hebben; maar in de grondwet staat óók dat de wet grenzen mag stellen aan die vrijheid. Soms is het uiten van je mening dus strafbaar en een verrassend groot aantal strafzaken gaat over die zogenaamde “uitingsdelicten.” De vraag of een mening ook strafbaar is, leidt vaak tot rare discussies. Hoe zit het precies?

In de wet staat dat je personen niet opzettelijk mag beledigen en niet bewust beledigende onwaarheden over iemand mag verkondigen. Dit kan je teruglezen in de artikelen 261 tot 271 in het wetboek van strafrecht. Als je de moeite neemt om die artikelen te lezen (doen!) dan snap je waarom belediging zo ingewikkeld is.

De wet zegt niet wat een belediging ís. De wet zegt alleen maar dat het niet mag. Om die reden is er ooit tussen 2010 en 2015 (!) geprocedeerd over de vraag of ‘mierenneuker’ nou wel of niet beledigend is. Spoiler-alert, het antwoord is: soms wel , soms niet. Het hangt van de context af. Laat het aan juristen om mieren neuken ingewikkeld te maken.

Het kan nog gekker. In 2015 vond het gerechtshof in Den Bosch dat een agent niet beledigd was door de tekst “blije aap”, met name vanwege de toevoeging “blije”.

Maar, let op! In 2018 vond het gerechtshof Amsterdam dat het wél strafbaar is als je BOA’s ‘aapjes’ noemt. Duidelijk toch?

Ik vraag me trouwens nu wel af wat er gebeurt als je agenten ‘blije mierenneukertjes’ noemt…

Ook smaadschrift kan tot rare rechtszaken leiden.  Smaadschrift is het ‘opzettelijk iemands eer of goede naam aanranden door telastelegging van een bepaald feit”. Dit is zo mogelijk nog ingewikkelder dan belediging. In een zaak uit 1989 werd een persoon verdacht van smaadschrift omdat deze op een bord bij de wachtruimte van een bushalte had opgeschreven dat ene H.M.H. “te verleiden zou zijn met een zak drop.” De Hoge Raad krijgt altijd advies van de ‘advocaat-generaal’ voordat er uitspraak wordt gedaan. In dit geval verwees de advocaat-generaal zelfs naar de Franse wet om uiteindelijk te vinden dat er geen sprake is van een bepaald feit, maar naar een verwijzing naar de ‘aard van het slachtoffer’, en dat is geen feit. Een geweldig juridisch hoogstandje.

Maar, het kan nog ingewikkelder! In mijn eigen praktijk heb ik het volgende aan de hand gehad. Mijn cliënt werd verdacht van smaad  omdat hij kort gezegd op zijn internetsite had geschreven dat een andere man een ‘tovenaar’ is omdat hij heidense rituelen uitvoert. In die zaak had ik het verweer –van 7 pagina’s lang- dat als de teksten ‘smadelijk’ zouden zijn, deze binnen de vrijheid van meningsuiting van artikel 10 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens vallen en dat daarom, volgens artikel 94 van onze grondwet, het artikel 261 van het wetboek van strafrecht in dit geval buiten werking moet worden gesteld, waardoor mijn cliënt ontslagen moest worden van alle rechtsvervolging.

Volg je dit niet? Niet getreurd; de politierechter deed dat ook niet. Die overwoog “je kan zeggen dat de raadsman het ingewikkeld máákt, maar dat vind ik niet terecht. Het ís heel ingewikkeld”. Een jaar later kwam de zaak weer op zitting bij de meervoudige kamer, maar toen vond inmiddels het OM ook dat er geen strafzaak was dus kwam er in deze hele principiële zaak een vrijspraak zonder motivering (teruglezen kan hier).

Zoeken juristen nou spijkers op laag water? Misschien een beetje, maar het is een groot goed dat wij met z’n allen heel goed nadenken over waar de grenzen liggen van de vrijheid van meningsuiting. Het is ten slotte ons grondrecht!

Michaël Glas