#Longhairedlawyer

03
mei
2019

In 2012, vlak voordat ik afstudeerde en advocaat werd, liep ik een week stage bij het openbaar ministerie en de rechtspraak. Bij één van de borrels sprak ik een hooggeplaatste OM’er en vroeg ik: “Wat zou u denken van een officier van justitie met lang haar”? Hij zei: “Dat kan echt niet. We moeten een afspiegeling zijn van de maatschappij. Wil je bij ons werken, dan moet het haar eraf.” Aan het einde van de week kregen we allemaal schriftelijke feedback. De mail die ik kreeg van de rechtspraak was vol lof over mijn inhoud, maar er stond ook “we hopen dat je een werkgever vindt die jouw aparte voorkomen kan waarderen”. Ik was af.

Niet dat het me erg tegenhield trouwens. Van onze cursusgroep was ik één van de eerste, zo niet de eerste, die een baan kreeg. Ik had inderdaad een werkgever gevonden die mij kan waarderen en daar werk ik nog steeds. Take that!

Inmiddels ben ik meer dan 6 jaar advocaat en dat haar zit er nog steeds aan. De vraag komt wel eens waarom ik dat “nog steeds” doe. Is het een statement, eigenwijzigheid, religieus? “Nog steeds”, alsof iets anders doen dan de meesten een fase is waar je op een gegeven moment uit zou moet komen; maar de vraag is terecht, waarom zou ik?

Het echte antwoord is dat ik niet het gevoel heb dat het er af zou moeten. Mensen van buiten de advocatuur denken wel eens dat we allemaal lege hulzen in pakken en kokerrokken zijn die zich vooral bezig houden met geld verdienen. Dat is misschien zo op de Zuid-as (en zelfs dat betwijfel ik) maar het merendeel van de advocaten dat in de rechtbank werkt, zijn hele kleurrijke karakters die alles behalve ‘normaal’ zijn.  Die worden door de rechters allemaal even serieus genomen. In de toga zijn we allemaal gelijk. In die zin is ons vakgebied misschien wel een van de meest tolerante en dat is best iets om trots op te zijn.

Vandaag las ik in de krant dat in Nieuw-Zeeland de eerste Maori-rechter is benoemd in het hooggerechtshof. Een doorbraak voor die gemeenschap en voor Nieuw-Zeeland. Wat ik zelf nog leuker vind is dat deze Joseph Victor Williams in de jaren 80 bekend was als zanger en gitarist van de reggae-band Aotearoa. Als jurist en metal-gitarist maakte me dat toch behoorlijk blij. Take that!

Het is een bewijs dat de rechtspraak steeds toleranter wordt over afkomst, maar ook accepteert dat rechters, naast rechter, ook mens zijn. In Nederland kan ik geen voorbeeld noemen, maar uit goede bron weet ik dat één van de hoogste rechtscolleges een prima band heeft die niet onverdienstelijke rock (het zijn wel juristen he) speelt, dus wie weet.

Eigenlijk heb ik maar 1 keer een opmerking gehad van een (kale) advocaat over mijn haar. “Waar is dat haar nou goed voor?” Vroeg hij.  Ik vroeg hem of hij wel eens voor de Hoge Raad procedeerde. “Ja”, zei de man trots. “Vrij vaak zelfs.” Ik knikte en vroeg, “kent u die beelden van oude juristen die voor het gebouw staan?” “Ja”, zei hij. Ik keek hem nog eens goed aan, boog een beetje naar voren en vroeg, “en hoeveel van die mannen hebben géén lang haar….?” Take that 😉 

Kijk zelf maar op de foto boven 🙂

Michaël Glas