#onecaseatatime

21
sep
2018

Waarom word je strafrechtadvocaat? Die vraag krijg ik vrij vaak en ik heb daar de afgelopen tijd hard over nagedacht.

Voor het grote geld hoef je het niet te doen. Als (jonge) advocaat hoef je zeker niet te klagen over je salaris maar je verdient echt geen bakken met geld. Voor beginnende advocaten geldt een minimumsalaris van €2.322 en het merendeel van de ‘stagiaires’ (een beginnend advocaat noem je advocaat-stagiair) die strafzaken gaan doen krijgt niet meer dan het minimum. Als geld verdienen je ambitie is, is strafrecht dus geen goede keuze.

Voor mij is het een combinatie geweest van een aantal dingen. Ten eerste, het strafrecht levert de mooiste en spannendste verhalen op. ‘Commuun’ strafrecht zijn de zaken die gaan over bloed, seks en geweld. Dat spreekt nou eenmaal meer tot mijn verbeelding dan gevallen die gaan over de vraag of de buurman wel of geen dakkapel mag bouwen.

Ten tweede, je kan heel direct mensen helpen. Dit klinkt wat afgezaagd maar het komt voor dat door je hulp in een strafzaak een cliënt helemaal opknapt. Ooit heb ik een jongen bijgestaan die door een vormfout van het OM losgelaten moest worden. Op mijn advies is hij vrijwilligerswerk gaan doen toen hij werd vrijgelaten. Toen de zitting een paar maanden later voorkwam had hij geen verdere delicten meer gepleegd, had hij een baan aangeboden gekregen, was bezig met school en dus op de goede weg. Dat was allemaal niet gebeurd als ik er niet voor had gezorgd dat hij vrij kwam en hem op het goede spoor had gezet. Dit soort momenten zijn zeldzaam maar als ze er zijn, is dat kicken.

Maar de laatste reden vind ik voor mijzelf het meest motiverend. Ik ben altijd voor ‘de nummer twee’ geweest. Winnaars vind ik niet zo heel interessant. Vroeger op de basisschool was iedereen voor Ajax, want die wonnen altijd. Geen idee of dit zo nog is want toen en nu kan voetbal mij weinig schelen maar uit pure narrigheid was ik daarom altijd voor aartsrivaal Feyenoord.

In een strafzaak staat de verdachte altijd met 5-0 achter. Dat maakt de positie van de verdachte voor mij veel interessanter. De verdachte in een strafzaak staat tegenover een overheid met bijna onbeperkte middelen en ik vind het ongelofelijk belangrijk om daar ‘tegen aan te schoppen’ als dat nodig is. En voor wie denkt dat misstanden in Nederland zeldzaam zijn, think again, dit komt vaker voor dan je denkt.

Deze week nog stond ik een man bij die was opgepakt door de politie. ’s Morgens was deze meneer bezocht door mijn collega. Toen de cel openging sloeg de geur van urine hem in het gezicht. De man was niet naar de WC gelaten en had daarom op de grond geplast. De cellen op een politiebureau hebben namelijk geen toilet dus je moet met een intercom vragen of je naar de WC mag. Als je dan niet wordt opgehaald, plas je in je broek.
Tijdens het verhoor vroeg mijn kantoorgenoot of de man een dweil mocht om het op te ruimen. Het werd hem verzekerd dat ze dit gelijk zouden doen. Toen hij later in de middag de man weer ging bezoeken zat de verdachte tot zijn starre verbazing nog steeds op dezelfde cel, met dezelfde plas pis op de grond terwijl er drie andere cellen niet bezet waren. De man had 6 uur lang in een cel van ongeveer vijf vierkante meter gezeten, zonder toilet, zonder raam, in zijn eigen urine. De stank was niet te harden.

Een paar dagen later kwam deze zaak al voor en ik mocht de man verdedigen. Ik heb aangevoerd dat er sprake was van een ‘onherstelbaar verzuim in het vooronderzoek’ omdat hij mensonterend behandeld is door de politie en dat daarom strafvermindering zou moeten volgen. De reactie van de officier van justitie verbaasde me. Deze verweerde zich door te zeggen dat hij het wel met mij eens is dat ergens een grens moet liggen maar dat de verdachte het aan zichzelf te danken had dat hij in die omstandigheden was gekomen; dan moet hij maar niet op de grond plassen. De officier kon niet inzien welk recht van de verdachte er nou precies geschonden zou zijn.
De uitspraak van de rechter was iets anders. De politierechter vond wel dat de man mensonterendbehandeld was, maar omdat hij zichzelf in die positie heeft gebracht liet de rechter het bij een ‘enkele vaststelling’. Geen enkel gevolg dus. De man kreeg straf, conform de eis van het openbaar ministerie.
De uitspraak voelde als een pyrrusoverwinning. Dat de rechter überhaupt een vormfout constateert is tegenwoordig vrij zeldzaam dus juridisch was het een overwinning maar de man had er niets aan. Verder vraag ik mij af wat voor signaal dit geeft aan de politieorganisatie. Ik denk niet dat dit iemand motiveert om in de toekomst wat beter op te letten. Er valt dus voor de strafrechtadvocaat in Nederland nog ruim voldoende te doen.

Dus waarom wilde ik graag strafpleiter worden? Misschien omdat ik mezelf een beetje net als Matthew mcConaughey wil voelen in de film “A Time to Kill.” Daar zegt hij, als advocaat kan je de wereld redden, “one case at a time.” Daar doe ik het voor.

Michaël Glas